Slimme aanpak vermindert onnodig labonderzoek
| Meer zorg

Slimme aanpak vermindert onnodig labonderzoek

Slimme aanpak vermindert onnodig labonderzoek

Internist in opleiding Renuka Chedi-Bindraban ontwikkelde een praktische methode om onnodige laboratoriumtests te verminderen. Bij vier ziekenhuizen leidde haar aanpak tot een gemiddelde reductie van het aantal tests met elf procent. Ten minste zeven andere perifere ziekenhuizen en UMC’s zijn inmiddels met de methode aan de slag gegaan.

Uit eerder onderzoek van het UMC Utrecht en Amsterdam UMC, medio 2019, bleek dat het aantal laboratoriumtests in ziekenhuizen met elf procent kan worden verminderd. Behalve ondoelmatig zijn onnodige testen patiëntonvriendelijk, bijvoorbeeld als daarvoor bloed wordt geprikt. Ook kunnen de uitslagen leiden tot belastende vervolgonderzoeken of onnodige ongerustheid. Internist in opleiding Renuka Chedi-Bindraban ontwikkelde vanuit de RODEO-studie (Reductie overbodige diagnostiek door attitudeverandering van artsen) een praktische aanpak om onnodige laboratoriumtests daadwerkelijk te verminderen.

Opschalen

Bij vier perifere ziekenhuizen werkte Chedi-Bindraban in projecten van anderhalf jaar samen met de afdeling Interne Geneeskunde en klinisch chemici om onnodige labdiagnostiek te verminderen. Na ongeveer zes maanden was een eerste afname te zien en na anderhalf jaar was het aantal aanvragen met gemiddeld elf procent gedaald. Op dit moment gaan steeds meer Nederlandse UMC’s en perifere ziekenhuizen met de aanpak van Chedi-Bindraban aan de slag. De teller staat nu op zeven andere ziekenhuizen. Zij doen dit in het kader van het landelijke programma Doen of Laten? dat zorgverleners stimuleert en ondersteunt bij het terugdringen van onnodige zorg.

De RODEO-studie van Chedi-Bindraban was van 2016 tot 2018 al onderdeel van dit programma. “Het is zo succesvol gebleken, dat we nu gaan opschalen. We hopen dat steeds meer ziekenhuizen zullen meedoen”, vertelt Tijn Kool, programmaleider bij Doen of Laten? “Wij ondersteunen daarbij vooral met kennis en het aan elkaar koppelen van ziekenhuizen die ermee aan de slag gaan. Het format is inmiddels zo ver uitgewerkt, dat zij er zelf mee aan de slag kunnen.” Ook de afdeling Interne Geneeskunde van de locatie VUmc van Amsterdam UMC is inmiddels gestart met het project en het UMC Utrecht heeft de intentie om ermee te beginnen.

Succesfactoren

Chedi-Bindraban teste de aanpak bij het Meander Medisch Centrum, Zaans Medisch Centrum, het Spaarne Gasthuis en de Noordwest Ziekenhuisgroep (locatie Alkmaar). Bij deze ziekenhuizen formeerde ze een projectteam met daarin per afdeling Interne Geneeskunde minimaal twee arts-assistenten, internisten, een klinisch chemicus en een controller of data-analist. “Samenwerking tussen deze disciplines ligt meestal niet voor de hand, maar is bijzonder nuttig om tot meer doelmatigheid te komen”, vertelt de onderzoeker. “Het gezamenlijk analyseren, evalueren en beïnvloeden van het aantal en het soort labaanvragen levert bovendien vaak een welkome verdieping van het werk op. Ik heb met regelmaat van hen gehoord dat het project hun werk leuker en interessanter maakt.”

Vanzelfsprekend is bij projecten als deze ook draagvlak nodig. Om te beginnen dient de raad van bestuur zich eraan te committeren en de afdeling opdracht te geven om ermee aan de slag te gaan. Die politieke wil, gekoppeld aan enthousiasme op de werkvloer, zijn belangrijke succesfactoren, aldus Chedi-Bindraban: “Het werkt het beste als je in het team een boegbeeld van de afdeling hebt, liefst een medisch specialist die ook de rol van influencer heeft: een sterke trekker”, zegt ze. “Daarnaast is het zaak dat arts-assistenten worden geënthousiasmeerd, omdat zij meestal de laboratoriumaanvragen verzorgen.”

Routinematig

Tijdens de implementatie ging het projectteam maandelijks na hoeveel laboratoriumdiagnostiek er was aangevraagd, om welke testen het daarbij ging, waar ruimte zat om doelmatiger te werken en hoe de cijfers zich gedurende het project ontwikkelden. Tegelijkertijd werd arts-assistenten gevraagd om literatuuronderzoek te doen naar nut en noodzaak van hun eigen laboratoriumaanvragen. “Dat stimuleert om kritisch te kijken naar aanvragen voor bijvoorbeeld bloedkweken”, zegt Chedi-Bindraban. “Zeker in het begin is het nodig om steeds de aandacht te vestigen op het aanvraagproces. Omdat arts-assistenten nogal eens van afdeling wisselen, is het goed om het onderwerp ook op te nemen in hun inwerkprogramma.”

In de hectiek van alledag vragen artsen en arts-assistenten op verpleegafdelingen vaak routinematig laboratoriumonderzoek aan. Dat kan anders, aldus internist Prabath Nanayakkara, die het promotieonderzoek vanuit Amsterdam UMC begeleidde. ”Dwing je mensen om na te denken over wat nuttig en nodig is, dan maken ze betere keuzes.” Pluspunt is dat het project de aanvragers zélf het nut daarvan laat inzien. “Daardoor beklijft slimmer aanvraaggedrag en het aanpassen van de denk- en werkwijze beter”, vult klinisch chemicus Maarten ten Berg aan, begeleider vanuit het UMC Utrecht.

Tijdslot bloedbezinking

Bij de vier projecten duurde het enkele maanden voor er verandering was te zien. “Het is een proces van lange adem. Na de voorbereiding volgde een half jaar met begeleiding, praktische interventies en regelmatige bijeenkomsten”, vertelt Chedi-Bindraban. Medewerkers moeten daarbij echt zélf aan de bak met onderzoek naar doelmatigheid en de resultaten daarvan met elkaar delen. Ook geven stafleden bijvoorbeeld tijdens grote visites, overdrachten en polibesprekingen extra supervisie aan arts-assistenten over het aanvragen van laboratoriumdiagnostiek.

Een aantal vragen keert daarbij steeds terug: ‘Waarom vraag je deze diagnostiek op dit moment aan?’, ‘Wat kan de uitkomst van de aanvraag opleveren voor diagnostiek, prognose of behandeling?’ en ‘Is het herhalen van deze test noodzakelijk?’ Tegelijkertijd is de wijze waarop het lab diagnostiek aanbiedt onder de loep genomen. Zo is een aantal orderpakketjes waarin meerdere testen waren gecombineerd, opgesplitst om gerichter te kunnen aanvragen. Ook de analyse van digitale aanvraagsystemen bleek de moeite waard. “Het inbouwen van tijdsloten is bijvoorbeeld heel effectief. Daarmee voorkom je dat testen onnodig snel worden herhaald”, aldus Chedi-Bindraban. Er is bijvoorbeeld een tijdslot ingesteld zodat bezinking niet meer iedere twee dagen, maar hooguit eens per vier dagen kan worden aangevraagd. “Vaker meten is namelijk niet zinnig.”

Renuka Chedi-Bindraban promoveerde op 30 januari aan de Universiteit Utrecht. De titel van haar proefschrift is The Value of Laboratory Diagnostics in the Clinical Setting. Het tienstappenplan om het RODEO-project (Reductie Onnodige DiagnostiEk dOor attitudeverandering van artsen) in te voeren, is te vinden in deze video. Ook gratis beschikbaar is de toolkit Schrap het niet-gepaste lab voor gepast gebruik van laboratoriumdiagnostiek in ziekenhuizen en huisartsenpraktijken.

Werken bij het UMC Utrecht

Contact

Afspraken

Praktisch

umcutrecht.nl maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid

Akkoord Nee, liever niet