Cochleaire implantatie
Cochleaire implantatie
Een cochleair implantaat (CI) is een gehoorprothese die geïmplanteerd wordt in het binnenoor. Het CI stuurt spraak en omgevingsgeluiden via elektrische prikkels direct naar de gehoorzenuw. Een CI is bedoeld voor kinderen en volwassenen met zeer grote gehoorverliezen die te weinig horen met gewone hoortoestellen. Een CI bestaat uit een inwendig deel (het implantaat) en een uitwendig deel (de spraakprocessor).
Voorbereiding uitklapper, klik om te openen
Onderzoeken
Aanmelden
Om u aan te melden voor een Cochleair Implantatie, hebt u een verwijzing nodig van de huisarts of specialist.
Deze kan per post naar:
UMC Utrecht
T.a.v. zorggroep CI
Huispostnummer F02.504
Postbus 85500
3508 GA Utrecht
Of digitaal per beveiligde mail naar ci@umcutrecht.nl.
De audioloog beoordeelt of uw verwijzing in aanmerking komt voor het intake traject. Als u in aanmerking komt, sturen wij u een vragenlijst, meer informatie en de afspraken toe. Omdat dit traject in een multidisciplinair team plaatsvindt, is het lastig om afspraken te verplaatsen.
De huisarts en/of verwijzer ontvangen aan het eind van het intake traject bericht over de uitslag van de onderzoeken.
Vooronderzoeken
Een Cochleair Implantaat is niet voor iedereen een goede oplossing. Daarom zijn vooronderzoeken nodig. Een Cochleair Implantaat kan een goede oplossing zijn als u in ieder geval aan alle drie de criteria voldoet:
- U hebt een heel slecht gehoor en gewone hoortoestellen helpen niet meer.
- De operatie is mogelijk bij u.
- U kunt goed meedoen met de hoorrevalidatie.
De onderzoeken vinden plaats op verschillenden dagen. Onze zorgverleners bekijken de resultaten van de eerste onderzoeksdag. Zij besluiten dan of u doorgaat naar de tweede onderzoeksdag. Niet iedereen komt in aanmerking voor alle onderzoeken.
Onderzoeksdag 1
Op deze dag vinden de volgende onderzoeken plaats:
1. Gehooronderzoek
Een audiologieassistent meet uw gehoor. De grafiek van uw gehoormeting heet een audiogram. Eerst maken we een toon-audiogram. U krijgt een koptelefoon opgezet. De audiologieassistent laat u verschillende (piep)tonen horen. De zachtste tonen die u kunt horen komen in het toon-audiogram. Daarna maken we een spraak-audiogram. U zegt korte woorden na. Deze woorden kunnen goed hoorbaar of heel zacht zijn. U doet dit eerst met de koptelefoon op. Daarna doet u uw hoortoestel(len) weer in. Dan zegt u woorden na die uit een luidspreker komen.
2. KNO-arts en audioloog
De KNO-arts vraagt naar uw gezondheid. Dit zijn vragen over uw gezondheid nu, maar ook over uw gezondheid vroeger. De arts onderzoekt ook uw oren en vertelt u over de operatie en over de risico’s daarvan. De audioloog vraagt naar uw gehoorverlies. Hoe is het ontstaan? Hoe is uw gehoor veranderd? Draagt u hoortoestellen?
Na deze onderzoeken zijn er twee mogelijkheden.
- De KNO-arts en de audioloog denken dat een CI voor u geen goede oplossing is. U krijgt geen verdere onderzoeken voor CI.
- De KNO-arts en de audioloog denken dat een CI u misschien kan helpen. U gaat door naar de tweede onderzoeksdag.
Onderzoeksdag 2
Op deze dag vinden de volgende onderzoeken en gesprekken plaats:
1. Medisch Onderzoek
Meestal maken we bij dit medisch onderzoek alleen een CT-scan. Soms zijn er nog andere medische onderzoeken nodig. CT betekent Computer Tomografie. Bij een CT-scan gebruiken we röntgenstraling en maken we plaatjes van het binnenoor. De KNO-arts kan op deze plaatjes zien of het mogelijk is om een CI te plaatsen. Het onderzoek duurt vijftien minuten.
2. Logopedisch onderzoek
De logopedist test het spraakverstaan en het spraakafzien. Zij observeert ook de communicatie. De testen worden na de implantatie herhaald. Zo kan de logopedist de vooruitgang meten. Het onderzoek duurt een uur en vijftien minuten.
3. Gesprek met de maatschappelijk werker
De maatschappelijk werker praat met u over verschillende onderwerpen. Bijvoorbeeld over wat uw verwachtingen zijn van een CI, over wat u merkt van de slechthorendheid/doofheid in het dagelijks leven en over het revalidatieprogramma. Dit gesprek duurt een uur.
Advies
Het CI-team vergadert na alle vooronderzoeken. Het team besluit dan welk advies u krijgt. De derde dag hebt u een afspraak met de KNO-arts en de maatschappelijk werker. Zij vertellen u het advies van het CI-team.
Er zijn verschillende adviezen mogelijk. De belangrijkste zijn:
- Het CI-team denkt dat een cochleair implantaat u niet gaat helpen. U krijgt dan een negatief advies voor CI.
- Het CI-team denkt dat een CI u wel kan helpen. U krijgt dan een positief advies voor CI.
Maar u kiest zelf of u echt doorgaat voor een CI.
Vervolgens kunt u een gesprek hebben met een audioloog of logopedist over de keuze van het merk implantaat. Soms kunt u zelf kiezen voor een bepaald merk. Soms kiest het team, bijvoorbeeld omdat daar technische redenen voor zijn.
Polikliniek anesthesiologie
Na een positief advies krijgt u een verwijzing naar de polikliniek anesthesiologie. Op deze polikliniek wordt u lichamelijk onderzocht. Dit is nodig om te kijken of u gezond genoeg bent voor de operatie. U hebt op deze poli een gesprek met verschillende mensen, onder wie een anesthesist.
Wachtlijst
Hebt u een positief advies voor CI? En u kiest ervoor om een CI te laten plaatsen? Dan zetten wij u op de wachtlijst. U krijgt een oproep als u aan de beurt bent voor de opname.
Meer informatie
Hoe werkt een normaal oor?
Hieronder ziet u een plaatje van een oor. Zo ziet het oor er van binnen uit. Bij een normaal oor komt er geluid in de oorschelp en daarna in de gehoorgang. Het geluid komt daarna in het middenoor. Door het geluid gaan de gehoorbeentjes in het middenoor bewegen. Zij geven de beweging door aan het binnenoor. In het binnenoor zitten trilhaartjes. Die gaan hierdoor bewegen. De trilhaartjes geven daardoor elektrische signalen af aan de gehoorzenuw. De elektrische signalen komen daarna in de hersenen. Daar wordt het geluid gehoord en meestal wordt het ook herkend. Dan pas krijgt het geluid betekenis.
Als het gehoor niet goed is
Soms is er een probleem in het middenoor. De gehoorbeentjes kunnen dan bijvoorbeeld niet goed meer bewegen. Mensen horen dan minder goed. Een hoortoestel kan vaak nog wel helpen.
Bij anderen is er een probleem in het binnenoor. De haarcellen in hun binnenoren werken niet meer goed. Het geluid komt nog wel in het binnenoor, maar elektrische signalen worden niet afgegeven. Het geluid komt dus ook niet bij de hersenen.
Als er nog maar weinig haarcellen werken, is het gehoor heel slecht. Mensen zijn dan ernstig slechthorend of doof. Een hoortoestel helpt dan niet genoeg meer.
Wat is een Cochleair Implantaat?
Op het plaatje hieronder ziet u een afbeelding van een Cochleair Implantaat. Een Cochleair Implantaat bestaat uit twee onderdelen. Het heeft een draadje met elektroden. En het heeft een magneet met een ontvangstspoel. Er zijn verschillende merken. Ieder merk heeft een eigen aantal elektroden. Alle merken zijn goed.
De KNO-arts plaatst het implantaat. Dit gebeurt tijdens een operatie. De KNO-arts plaatst het draadje met de elektroden dan in het binnenoor. De magneet met de ontvangstspoel wordt in het bot geplaatst. Dit gebeurt (vlak) achter het oor en onder de huid. De magneet met ontvangstspoel kun je na de operatie voelen als je over de huid wrijft.
Een CI doet eigenlijk het werk van de haarcellen. De elektroden in het binnenoor geven elektrische signalen af aan de gehoorzenuw. Alleen met een implantaat kun je niet horen. Daarvoor heb je ook een spraakprocessor nodig. De spraakprocessor wordt achter het oor gedragen net als een hoortoestel. Er zit een kabeltje aan. Dit kabeltje zit vast aan een zendspoel. De magneet van de zendspoel “plakt” aan de magneet van de ontvangstspoel onder de huid.
De spraakprocessor vangt geluid op. Hij maakt hier een elektrisch signaal van. Dit signaal gaat naar de zendspoel. De zendspoel stuurt het signaal naar de ontvangstspoel. En die stuurt het signaal door naar de elektroden. De spraakprocessor kun je uitdoen of afzetten. Dan hoor je niets meer.
Voor wie?
Sommige mensen zijn ernstig slechthorend of doof. Veel van deze mensen hebben als kind nog goed kunnen horen. Of zij hadden als kind een klein gehoorverlies. Later werd hun gehoor steeds slechter. De sterkste hoortoestellen helpen dan niet meer. Deze mensen kunnen vaak heel moeilijk gesproken taal verstaan.
Een Cochleair Implantaat (CI) kan dan misschien helpen. Het spraakverstaan kan verbeteren.
Andere mensen hebben nooit (goed) kunnen horen. Zij waren als kind al ernstig slechthorend of doof. Deze mensen hebben altijd moeilijk gesproken taal kunnen horen en verstaan. Voor deze mensen kan een CI soms helpen. Bijvoorbeeld om geluiden beter te kunnen horen. Het spraakverstaan wordt meestal niet veel beter.
Vooronderzoeken
Een CI is niet voor iedereen een goede oplossing. Sommige mensen zijn beter geholpen met een gewoon hoortoestel. Anderen zijn bijvoorbeeld al te lang doof. We onderzoeken iedere CI-kandidaat om te kijken of een CI een goede oplossing is. Deze onderzoeken worden door verschillende mensen uitgevoerd: een KNO-arts, een audioloog, een logopedist en een maatschappelijk werker.
De CI-kandidaat krijgt veel informatie. Bijvoorbeeld over hoe een CI werkt en over het verwachte resultaat. De CI-kandidaat kan natuurlijk ook zelf vragen stellen.
Na de onderzoeken krijgt de CI-kandidaat een advies voor of tegen een CI. Bij een advies voor een CI plannen we de operatie. Dit gebeurt alleen als de CI-kandidaat dit ook echt wil.
Deze operatie noemen we de implantatie.
Hoorrevalidatie
Na de implantatie moet de wond eerst ongeveer drie weken genezen. Daarna begint de hoorrevalidatie. De hoorrevalidatie begint met de eerste afregeling van de spraakprocessor. Dit doet de audioloog. Na de eerste afregeling kan de CI-gebruiker alweer een beetje horen. Maar meestal is het geluid dan nog niet goed.
Daarom moet de CI-gebruiker de eerste drie maanden (bijna) elke week terugkomen. De audioloog regelt de spraakprocessor elke week een beetje bij. Bij de logopedist wordt geoefend met het horen en het spraakverstaan. We zullen nu uitleggen waarom dit nodig is.
De hoorrevalidatie is erg belangrijk. CI-gebruikers moeten namelijk opnieuw leren horen.
Een gezond oor heeft ongeveer 20.000 haarcellen. En een implantaat heeft “maar” 12 tot 24 elektroden. Daarmee kan een implantaat nooit helemaal het werk van de haarcellen overnemen.
Het geluid klinkt daardoor heel anders dan met normale oren. En ook heel anders dan met hoortoestellen. De hersenen moeten aan dit nieuwe geluid wennen. De hersenen moeten het nieuwe geluid leren (her)kennen. En ze moeten opnieuw leren wat alle geluiden betekenen. Dit heeft tijd nodig. Soms gaat het best snel, maar soms duurt het langer. Je kunt de hersenen hierbij wel helpen door te oefenen.
Het oefenen gebeurt één keer per week bij de logopedist in het ziekenhuis. Zij geeft oefeningen mee voor thuis. Thuis oefent de CI-gebruiker ook nog veel met een oefenpartner. Het liefst elke dag vijftien tot twintig minuten. Dit gaat in elk geval de eerste drie maanden zo. Daarna hoeft het oefenen meestal minder vaak. De oefenpartner is meestal een bekende van de CI-gebruiker. Dit kan bijvoorbeeld de levenspartner zijn, of een vriend(in). Het kan ook een familielid zijn.
Soms kan de CI-gebruiker geen geschikte oefenpartner vinden. Dan zoekt de logopedist in het ziekenhuis een logopedist in de eigen woonplaats van de CI-gebruiker. Deze logopedist wordt dan de oefenpartner. Meestal wordt er dan twee keer per week geoefend.
De eerste drie maanden is het oefenen heel belangrijk. Door het oefenen worden sneller resultaten bereikt. Maar een CI blijft een hulpmiddel. Het horen wordt niet meer zoals vroeger. En het wordt nooit hetzelfde als met normale oren. Iedere CI-gebruiker is natuurlijk anders. Daarom behaalt iedere CI-gebruiker ook weer andere resultaten met zijn CI. Deze resultaten kun je niet met elkaar vergelijken.
Uitgelicht "Luisteren met een kunst-oor"
De film ‘Luisteren met een kunst-oor’ laat je ervaren hoe muziek klinkt met hoorverlies en met een cochleair implantaat (CI, ook wel binnenoorprothese genoemd). Het CI geeft voldoende informatie aan de hersenen om in enkele maanden weer te leren verstaan, maar muziek luisteren is een uitdaging. Deze film geeft de persoonlijke ervaring van pianiste Joke Veltman weer. Niet iedere CI-drager zal muziek op dezelfde manier ervaren. Maar voor iedere CI-drager geldt dat gehoortraining, ook met de hulp van muziek, effect heeft op de verwerking van geluid door het brein. Dit kan bijdragen aan meer genieten van muziek en beter verstaan van spraak.
Er is ook een lange versie (15 minuten) van deze film beschikbaar. Neem hiervoor contact op met Joke Veltman.
Luisteren met een kunst-oor
Tijdens de behandeling uitklapper, klik om te openen
Oproep voor de ziekenhuisopname
Ongeveer twee weken voor uw operatie ontvangt u een uitnodiging per brief. U wordt opgenomen op verpleegafdeling D5 of op de OK dagbehandeling (locatie F0, receptie 10).
Voor de operatie
- Voor de operatie mag u niet meer eten. Dit geldt vanaf zes uur voor de operatie. Voorbeeld: uw operatie is gepland om 14:00 uur. U mag dan eten tot 8:00 uur.
- U mag nog drinken tot twee uur voor de operatie. Maar alleen heldere dranken, zoals water of thee. Daarna mag u ook niet meer drinken. Dit geldt vanaf twee uur voor de operatie. Voorbeeld: uw operatie is gepland om 14:00 uur. U mag dan heldere dranken drinken tot 12:00 uur.
- Uw hoofd en haren moeten schoon zijn voor de operatie. Dit is belangrijk om de wond schoon te kunnen houden. Daarom moet u voor de operatie douchen en uw haren wassen. Dit doet u de avond of de ochtend voor de operatie.
- Gebruikt u medicijnen voor bloedverdunning? Bijvoorbeeld aspirine of acenocoumarol? Dan moet u een paar dagen voor de operatie stoppen met deze medicijnen. Anders hebt u een grotere kans op nabloedingen na de operatie. Uw arts vertelt u wanneer u moet stoppen met de medicijnen.
- Eén uur voor de operatie krijgt u twee tabletten paracetamol. Dit is tegen de pijn.
- Sieraden blijven op de kamer. Ook prothesen (bijvoorbeeld een kunstgebit) blijven op de kamer.
- Bewaart u waardevolle spullen in uw kledingkast. Deze kan op slot. De verpleegkundige bewaart de sleutel voor u.
Dan is het tijd om naar het operatiecentrum te gaan. De verpleegkundigen brengen u naar de ontvangstruimte van het operatiecentrum. Daar helpt een operatieverpleegkundige u verder. Meestal moet u in het operatiecentrum nog even wachten. U wordt naar de operatiekamer gereden als u aan de beurt bent. Daar wacht de anesthesioloog op u. De anesthesioloog zorgt voor u tijdens de operatie. U krijgt een infuus. En de bewakingsapparatuur wordt aangesloten. U wordt onder volledige narcose gebracht. Daarvoor krijgt u een slaapmiddel via het infuus. U valt daarna snel in een diepe slaap.
Operatie
De arts scheert een deel van het haar weg (ongeveer een vingerbreedte). Dit om ervoor te zorgen dat er geen haren in de operatiewond komen tijdens de operatie. Het is ook nodig om ontstekingen te voorkomen.
Daarna snijdt de arts de huid achter het oor open. Van daaruit boort de arts door de schedel tot bij het slakkenhuis. In het slakkenhuis maakt de arts een heel klein gaatje. Het implantaat heeft een draadje met elektroden. De arts schuift het draadje door het gaatje in het slakkenhuis. Daarna maakt de arts onder de huid en de spieren een holte. Hierin plaatst de arts de magneet met de ontvangstspoel. Als dit klaar is wordt de huid gehecht. Het implantaat kan hierna iets verschuiven. De kans dat dit gebeurt is heel klein. De operatie duurt ongeveer twee uur.
Na de behandeling uitklapper, klik om te openen
Na de operatie
Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer (de recovery). De verpleegkundigen letten hier ongeveer een uur heel erg goed op u. Totdat u weer (goed) wakker bent. Dan halen de verpleegkundigen van de afdeling u weer op. De verpleegkundigen op de afdeling meten regelmatig uw hartslag en uw temperatuur. De arts die u geopereerd heeft komt zo snel mogelijk bij u langs en vertelt u hoe de operatie is gegaan. Na de operatie hebt u nog steeds het infuus. Via het infuus krijgt u vocht. U krijgt ook antibiotica. Dit zijn medicijnen om ontstekingen te voorkomen.
Na de operatie kijken de verpleegkundigen of u goed eet, drinkt, plast, en de antibiotica hebt gekregen. Als dat allemaal goed gaat, haalt de verpleegkundige het infuus weg. De dagen daarna neemt u nog steeds antibiotica. Die neemt u dan als tabletten. Om uw hoofd hebt u een strak verband na de operatie. Dit kan vervelend voelen. Na een dag haalt de arts het verband eraf, als u nog in het ziekenhuis ligt. Als u al thuis bent, kunt u dit zelf doen.
Mogelijke complicaties
U kunt duizelig zijn na de operatie. Meestal gaat dit vanzelf over. De eerste dag na de operatie is er kans op een nabloeding. U kunt daarom beter niet douchen de eerste dag na de operatie. Het geopereerde oor mag ook niet vochtig of nat worden. Pas daarmee op met douchen. U mag de eerste dagen na de operatie niet uw haren wassen. Dat mag pas weer als de hechtingen eruit zijn gehaald. De hechtingen worden eruit gehaald bij het eerste bezoek op de polikliniek.
Ontslag
Als u goed herstelt, mag u dezelfde dag of de dag na de operatie naar huis. Dit heet ‘het ontslag’. De opererend arts geeft u hier informatie over. De verpleegkundige of de doktersassistente van de afdeling maakt een controleafspraak op onze polikliniek, voordat u naar huis gaat. Uw huisarts krijgt een brief over uw operatie en uw gezondheid.
Leest u de volgende adviezen goed door. De adviezen gelden na de operatie tot aan uw eerste controle op de polikliniek. Het is belangrijk dat u de adviezen opvolgt. De kans is anders groter dat u na de operatie problemen krijgt.
- Aan het geopereerde oor mag u niet peuteren, niet wrijven en niet krabben. Anders kan de wond gaan ontsteken.
- Probeer om niet te bukken, niet te persen, niet te snuiten en niet te niezen. Deze dingen verhogen de (bloed)druk in het hoofd. Daardoor kan een nabloeding ontstaan. Moet u toch niezen? Probeer dit dan met open mond te doen. Dan wordt de druk in het hoofd minder hoog. U kunt de verpleegkundige ook vragen om medicijnen die helpen tegen het niezen.
- Na de operatie kunt u problemen hebben met uw evenwicht. Dit kan een paar weken duren. Let dus goed op, bijvoorbeeld in het verkeer.
- U mag niet zwemmen. In zwemwater zitten veel bacteriën. Deze bacteriën kunnen ontstekingen aan het (geopereerde) oor geven.
Nazorg
Een week na de operatie hebt u een controle. Deze controle is op de polikliniek. De arts kijkt of de wond goed geneest en haalt de hechtingen eruit. De huisarts kan de hechtingen er ook uithalen.
Revalidatie
Herstel na de operatie
Na de operatie moet de wond genezen. Dit duurt ongeveer drie weken. Deze weken hoort u nog niets met het implantaat.
Afregelingen
Een paar weken na de operatie komt u bij een audioloog in het ziekenhuis. De audioloog programmeert het buitenste deel van de CI-apparatuur, de spraakprocessor. Dit programmeren noemen we ‘afregelen’.
Bij de eerste afregeling controleert de audioloog of het implantaat goed werkt. Daarna verbinden we het implantaat met de spraakprocessor. Voor elke elektrode bepalen we dan de geluidssterkte. Het geluid wordt de eerste keer nog niet zo luid afgesteld.
De audioloog geeft uitleg over het gebruik van de spraakprocessor en de andere onderdelen.
U krijgt alle spullen mee naar huis.
Als de CI voor het eerst is aangezet gaat u wennen aan de CI. U moet gaan wennen aan het nieuwe geluid en u moet leren horen met de CI. Het geluid is in het begin nog erg vreemd. De hersenen moeten langzaam wennen aan de elektrische prikkels.
De weken na de eerste afregeling komt u nog een paar keer terug bij een audioloog. De audioloog stelt het geluid steeds verder bij. U vertelt zelf aan de audioloog wat u prettig vindt aan het geluid en wat niet. En welke geluiden u gehoord hebt en welke niet (goed).
De audioloog gebruikt ook informatie over het spraakverstaan. Deze informatie gebruikt de audioloog om een betere afregeling te maken.
Hoortrainingen
U gaat ook naar de logopedist in het ziekenhuis. Dit gebeurt vanaf de tweede afregeling bij de audioloog. De afspraken bij de audioloog en de logopedist zijn (zoveel mogelijk) op dezelfde dag. De eerste twee tot drie maanden zijn er veel afspraken bij de audioloog en de logopedist, bijna elke week.
De logopedist doet met u oefeningen voor het spraakverstaan. Dit noemen we de hoortraining. De oefeningen zijn met klanken, woorden en zinnen. Deze oefeningen staan op papier. De logopedist geeft de oefeningen mee naar huis. Thuis gaat u elke dag de oefeningen herhalen. Dit doet u samen met uw vaste oefenpartner. De oefenpartner leest de klanken, woorden en zinnen voor. U kunt dan goed luisteren. En u gaat alles steeds beter herkennen. Het oefenen duurt elke dag ongeveer twintig minuten.
De logopedist geeft u ook informatie. Bijvoorbeeld over hoe lang u de CI-apparatuur moet dragen elke dag. Of over hoe u sneller kunt wennen aan het geluid van de CI. Zo verloopt de revalidatie het snelst.
Evaluaties
De logopedist meet ook het spraakverstaan met de CI. Dat gebeurt als u gestart bent met de CI-apparatuur. De logopedist doet dit na een maand, na drie maanden en na twaalf maanden.
Bij de evaluatie krijgt u testen voor het verstaan van woorden en zinnen.
Gesprekken met de maatschappelijk werker
U heeft zeker één gesprek met de maatschappelijk werker na het starten met de CI-apparatuur. Meestal is dit ongeveer een maand na het starten. De maatschappelijk werker vraagt u wat u vindt van de CI. En wat uw ervaringen zijn met de CI. En ook wat u van de revalidatie vindt. Soms maakt de maatschappelijk werker daarna nog meer afspraken met u.
Periodieke controle
Na een jaar (of soms eerder) is de revalidatie klaar. Daarna is er nog af en toe controle. Dit is ongeveer elke 2,5 jaar. De controles zijn bij de logopedist, en soms bij de audioloog. De logopedist meet dan opnieuw het spraakverstaan. Soms is het resultaat minder goed dan eerst. U kunt dan op een andere dag een afspraak bij de audioloog krijgen. De audioloog kijkt of de afregeling nog goed is. Misschien wilt u zelf de afregeling van uw CI anders hebben? U kunt dan bij een audioloog een afspraak maken.
Mogelijke complicaties
Meestal gaat de behandeling helemaal goed, maar soms komen er toch problemen. Deze problemen noemen we complicaties. Ernstige complicaties zijn er maar heel af en toe. En meestal gaan ze dan ook weer (vanzelf) over. Complicaties die voor kunnen komen, zijn:
- Minder goed proeven. De smaak aan de rand van de tong is minder goed aan de kant van het geopereerde oor.
- Duizelig zijn direct na de operatie.
- Het oorsuizen verandert na de operatie. Het kan minder of juist erger worden.
Beschadiging van de aangezichtszenuw
Vlak bij het oor zijn verschillende zenuwen. Eén van de zenuwen laat de spieren van het gezicht bewegen. Deze zenuw kan beschadigen met de operatie. Dit is zo zeldzaam (minder dan 1 procent) dat het eigenlijk niet meer voorkomt, maar wel goed is om te benoemen. De zenuw werkt dan niet (goed) meer. De spieren van het gezicht kunnen dan niet goed meer bewegen. Dat gebeurt aan de kant van de operatie. U kunt dan misschien uw oog niet meer dicht doen, of uw mondhoek hangt naar beneden. Dit noemen we facialis parese. Dat is een verlamming van de spieren van het gezicht. De zenuw kan na een tijd weer gaan werken. Dit kan een paar weken of maanden duren. U kunt de spieren van het gezicht dan weer bewegen.
Heel soms gaat de zenuw niet meer werken, of maar een beetje. Dan blijven de spieren van het gezicht aan één kant (voor een deel) verlamd. Een operatie kan nodig zijn. Bijvoorbeeld om te zorgen dat het oog weer (beter) dicht kan.
Hersenvliesontsteking (meningitis)
Er is een kans dat mensen met een CI, hersenvliesontsteking krijgen. Deze kans is maar heel erg klein en komt eigenlijk ook niet meer voor, maar het is goed om te benoemen. Misschien denkt u dat u hersenvliesontsteking hebt. Dan moet een arts u zo snel mogelijk onderzoeken. Dat is heel belangrijk. De behandeling kan dan direct starten.
Een hersenvliesontsteking kan zich langzaam ontwikkelen. Maar het kan ook heel plotseling opkomen. Inenten tegen hersenvliesontsteking wordt geadviseerd vanuit het CI Team. Wij adviseren aan iedereen die een CI krijgt (of heeft) om dit te laten doen. U kunt zich tegen alle vormen van hersenvliesontsteking laten inenten. Wij adviseren een inenting tegen Pneumococcen bacterieën (Pneumovac-23®) en Hib-bacterie (Haemophilus Influenzae type b). Hib is ook een bacterie die hersenvliesontsteking kan geven. 50 procent van alle hersenvliesontstekingen komt door Hib. Voor de inentingen kunt u een afspraak maken bij uw huisarts.
Wondinfectie en afstoting implantaat
In kleiner dan 1 procent van de implantaties, kan het voorkomen dat een bacterie op het implantaat gaat zitten, in de periode na de operatie. Ondanks antibiotica kan zich dit toch voorzetten. Soms blijft dit aanhouden, waardoor het implantaat alsnog verwijderd moet worden. Mocht dit gebeuren, zal na een afkoelingsperiode (van drie à zes maanden) in tweede instantie aan het oor geopereerd worden en een nieuw implantaat geplaatst worden.
Bij het UMC Utrecht uitklapper, klik om te openen
Zorgverleners
In het Universitair Medisch Centrum Utrecht bestaat sinds 1980 de zorggroep cochleaire implantatie Utrecht. De zorggroep behandelt kinderen en volwassenen die in aanmerking (willen) komen voor een cochleair implantaat (CI). De zorggroep bestaat uit kno-artsen, audiologen, logopedisten, maatschappelijk werkenden, een klinisch linguïst, en een orthopedagoog.
De zorggroep onderhoudt contacten met dovenorganisaties, organisaties voor slechthorenden en met instellingen in en buiten Nederland die zich bezighouden met cochleaire implantatie. Hierdoor kan de zorgverlening zo efficiënt mogelijk verlopen en optimaal aansluiten aan de behoeften van de ernstig slechthorenden.
De Zorggroep heeft de volgende leden:
Dhr. Prof. dr. R.J. Stokroos (KNO-arts)
Mw. Dr. A.L. Smit (KNO-arts)
Dhr. Dr. H.G.X.M. Thomeer (KNO-arts)
Mw. Dr. L.V. Straatman (KNO-arts)
Dhr. Dr. Ir. A.E. Hoetink (Klinisch fysicus-audioloog)
Dhr. Dr. R.A. Boerboom (Klinisch fysicus-audioloog)
Dhr. Dr. K.S. Rhebergen (Klinisch fysicus-audioloog)
Mw. Ir. H.W. Helleman (Klinisch fysicus-audioloog)
Dhr. Ir. D.N. Zwaan (Klinisch fysicus-audioloog)
Mw. Drs. A.Y.M. Groenhuis BSc (Logopedist)
Mw. J.J.M. Smilde MSc (Klinisch linguïst)
Mw. S. Beringen-Nieuwenhuizen (Logopedist)
Dhr. M.A. van Dam (maatschappelijk werker)
Mw. Drs. I.L.M. Homveld (Orthopedagoog)
Mw. G.P. van de Water (Secretaresse CI)
Mw. H. Carabain (Onderhoud CI / Audiologie-assistent)
Mw. J. Tollens (Onderhoud CI / Audiologie-assistent)
Mw. R. Raadgever (Onderhoud CI / Audiologie-assistent)
Mw. S.B.G. Gresnigt (Secretaresse CI)
Mw. N. Kreeftenberg (Secretaresse CI)
Meer informatie
- OPCI (Onafhankelijk Platform Cochleaire Implantatie): OPCI is een werkgroep van het Platform Doof-SH-TOS. Hierin participeren Stichting Hoormij (NVVS, FOSS en SH-Jong), Stichting Plotsdoven, Dovenschap, FODOK en NDJ.
- Website van Stichting Hoormij (ook over CI)
- Website van Stichting Plotsdoven (ook over CI)
- Website van ONICI (Onafhankelijk Informatie Centrum over CI); deze website bevat veel informatie over CI en de recente ontwikkelingen, speciaal gericht op Nederland en Vlaanderen.
Polikliniek Keel-, neus- en oorheelkunde (KNO)
Verpleegafdeling Keel-, neus- en oorheelkunde (D5 west)
Wachttijden uitklapper, klik om te openen
Lees meer over wachttijdenMeer weten uitklapper, klik om te openen
Voor uitgebreide informatie over deze behandeling kunt u de patiëntfolder doornemen.
In het geval dat u of uw kind deze behandeling ondergaat, kunt u onder ‘Agenda’ in het patiëntportaal Mijn UMC Utrecht praktische informatie over de afspraak vinden.
Wat hoort er bij deze behandeling
- Polikliniek Keel-, neus- en oorheelkunde (KNO)
- Verpleegafdeling Keel-, neus- en oorheelkunde (D5 west)
Zorgkosten
Meer over zorgkostenContact uitklapper, klik om te openen
Hebt u vragen? Neem dan contact met ons op. Voor het maken van een afspraak hebt u een verwijzing nodig van de huisarts of specialist.
Polikliniek Keel-, neus- en oorheelkunde (KNO)
Telefoonnummer: 088 75 588 90De polikliniek is op werkdagen bereikbaar van 08.00 - 17.00 uur