Hoegaathet? in de hal van het ziekenhuis
Het UMC Utrecht is een wereld op zich. Mensen komen en gaan via de grote draaideuren. Wie lopen er allemaal in en uit de centrale hal? Maar vooral: hoe gaat het met al die mensen? Wat is hun verhaal? Louël de Jong gaat op zoek en raakt in gesprek met artsen, patiënten, bezoekers, studenten, bezorgers en vele anderen...
In het mandje voorop de rollator liggen witte bloemen. Het is een lief bosje, dat straks waarschijnlijk een plek krijgt naast een bed of voor een raam. De patiënt, bij wie deze oudere dame op bezoek gaat, zal blij zijn de natuur even te voelen en ruiken. Dat is wat ik vaak hoor van patiënten die een tijdje opgenomen zijn (geweest): dat ze de buitenlucht missen. De wind voelen, de zon, de regen desnoods, de nazomer opsnuiven in de tuin… Het is zo gewoon,
tot het even niet kan.
Louël de Jong is journaliste en interviewde honderden mensen over hun persoonlijk leven voor bladen als Vriendin, Nouveau en Flow. Speciaal voor het Hoegaathet? tekent ze verhalen op vanuit de centrale hal van het UMC Utrecht.


Ook Gina Bontrop (73) zal blij zijn als ze weer met haar scootmobiel naar buiten mag. Nu rijdt ze stapvoets door de hal. “Al sinds mijn eenentwintigste heb ik de huidziekte psoriasis. Het is de laatste tijd verergerd, daarom ben ik voor vier weken opgenomen. Ik krijg een zalfbehandeling, twee keer per dag word ik ingesmeerd. Ook onderzoeken dokters of een behandeling met injecties mogelijk is. Verder mag ik overal naartoe, ik hoef niet in bed te blijven. Daarom rijd ik een beetje rond in de hal, en gelukkig krijg ik alle dagen bezoek. Maar ik ben blij dat er iets aan gedaan wordt hoor. Toen ik hier kwam, had ik heel veel schilfers. Ik durfde niet meer naar de winkels, mensen vroegen steeds wat ik mankeerde. Dat vind ik zo vervelend van deze ziekte: ik durf mezelf soms niet te vertonen.”
Josine van Noort (57) is bezig met een haakwerkje terwijl ze wacht. Het wordt een babymutsje, wit met een bloemetje op de rand. Een kraamcadeautje, maar voor wie weet ze nog niet. Haar man Arie (58) zit naast haar, hij krijgt straks voor een behandeling een ruggenprik en heeft eerder vanochtend een mri-scan gehad. “Ja, we moeten een tijdje wachten, maar het is fijn dat de onderzoeken op één dag gepland zijn. Dat scheelt een rit op en neer vanuit onze woonplaats Opheusden. We zijn naar het UMC Utrecht gestuurd omdat ze hier gespecialiseerd zijn in spierziekten.
Ik heb last van krachtverlies in mijn linkerarm, de artsen denken dat het te maken heeft met een zenuw vanuit de nek. Misschien zit er een ontsteking. Die mri-scan vond ik wel spannend omdat ik een beetje last heb van claustrofobie. Ik kreeg een soort balletje in mijn hand waarmee ik kon aangeven dat ik hulp wilde. Omdat ik van de toegediende contrastvloeistof misselijk werd, heb ik een keer ‘gebeld’. Daarna gaf de verpleegkundige steeds aan hoe lang de sessie duurde; zo’n scan is opgedeeld in allerlei fotosessies van een x-aantal minuten. Dat gaf steun, zo had ik beter besef van tijd en wist ik hoe lang ik nog moest stilliggen.”
“Ik kom in ziekenhuizen door heel Nederland,” antwoordt Daniëlle Nillesen (30) op de vraag waarom ze hier vandaag is. Ze is accountmanager van Sanbio, een bedrijf dat producten verkoopt voor laboratoriumonderzoek in mensen, dieren, planten of micro-organismen. “Zo leveren wij bijvoorbeeld antilichamen aan immunologie-laboratoria
waarmee bloed kan worden onderzocht. Zelf heb ik ook vijf jaar op een laboratorium gewerkt van een farmaceutisch bedrijf. Die ervaring is nodig, zodat ik kan meepraten op het niveau van onze klanten. Zo meteen heb ik samen met een collega een afspraak met de hoofdanalist van de afdeling immunologie.”


Olaf Bruintjes (5) mag gelukkig fijn naar buiten. De afspraak bij de kno-arts is achter de rug. Hij heeft een dokterskoffertje gekregen van opa en oma, én een ijsje, een aardbeiencornetto. Dat is vaste prik als ze in het WKZ zijn. “Dit keer moest hij komen voor een gehoortest,” vertelt Stien van Voorst, oma van Olaf. “Hij heeft buisjes omdat hij vaak verkouden is en een loopoor heeft. Vandaag is onze oppasdag, dus gaan mijn man Siep en ik met hem naar het ziekenhuis. We weten de weg want meteen na z’n geboorte heeft Olaf hier ook gelegen, om een heel andere reden. Als baby was hij ontzettend benauwd omdat het klepje van z’n strottenhoofd niet opende. Nauwelijks lucht kreeg hij, vreselijk om te zien hoe zo’n klein kereltje knokt om adem te halen. Onze dochter en schoonzoon sliepen toen in het Ronald McDonaldhuis, samen met Olafs zusjes Manon en Roos, dat was een fijn idee. Na een tweede operatie, een laserbehandeling, is het klepje opengebleven en sindsdien gaat het goed. Olaf is altijd vrolijk en flink, misschien omdat hij heel jong al zoveel heeft meegemaakt.”
Ik ben net weer geopereerd, daarbij is een tumor achterin mijn buik weggehaald. Ik heb recht en strafrecht gestudeerd en had een bijbaan bij de rechtbank. Nu doe ik vrijwilligerswerk. Thuis lig ik ook vaak op bed.
Ik heb oog gekregen voor kleine dingen, ik word blij van leuke postpakketjes van mijn vriendinnen of mijn vader die koffie op bed brengt. Ik woon zelfstandig in Utrecht, maar om aan te sterken ben ik vaak bij mijn ouders. Straks, na deze ziekenhuisopname, kan ik mijzelf weer wassen en bepaal ik zelf wanneer ik naar buiten ga. Daar kijk ik enorm naar uit. Ontberen doet waarderen.”
Elze de Vries (30) bekijkt vanuit haar rolstoel de mensen in de hal. Haar vader zit naast haar en leest een tijdschrift. Voor het eerst sinds twee weken is ze beneden. En dat is fijn. “Hier voel ik mij geen patiënt. Boven wel. Ik haal iets te drinken bij de koffiebar en zit dan graag hier. Meestal zie ik bekenden omdat ik vaak in het UMC Utrecht kom.
Ik heb het MEN-2-syndroom, een zeldzame, erfelijke ziekte. Hierbij ontstaan tumoren in meerdere klieren en organen. Mijn schildklier, bijschildklieren en bijnieren zijn verwijderd en ik heb diabetes. Daar heb ik een insulinepomp voor.